In de nacht van 13 op 14 Mei 1921 ging Prof. Dr. Th. H. Mac Gillavry, "oude oom Mac" zoals zijn pleegkinderen hem gewoonlijk noemden, stil en helemaal in de lijn zou hebben gelegen van zijn rustig uit dit aardse bestaan heen. Een waardig nobel mens. Hiervan was misschien nog wel een van de belangrijkste kanten: een voorbeeldige vader voor een groot aantal kinderen en pleegkinderen, die allemaal veel respect en een grote liefde voor hem koesterden.
Op 9 Januari 1932 volgde zijn vrouw Line hem in de dood. Bij alle loftuitingen die hem zijn toegezwaaid, mag zeker niet vergeten worden dat zij het geweest is, die tussen het kinderen krijgen door, ervoor zorgde, dat haar grote huishouden goed liep bij het geringe inkomen dat een hoogleraar toen had. En dat zij de initiatiefneemster was die de doorslag ertoe gaf dat de wees geworden kinderen van haar zwager Robert bij hen in huis werden opgenomen. Bovendien had zij een belangrijk aandeel bij de opvoeding niet alleen van hen maar natuurlijk ook bij die van haar eigen negen kinderen. Hierbij bleef zij altijd stil en bescheiden op de achtergrond. Geen wonder dat bij haar overlijden de velen, die zoveel aan haar te danken hadden, diep ontroerd waren. Haar pleegzoon de generaal Hope Mac Gillavry, die de grafrede zou uitspreken, kon zelfs geen woord uit zijn keel krijgen. Dit had hij willen zeggen:
"Het is bijna zestig jaar geleden, dat een aantal kinderen, dat op reis van Indië naar Holland door den dood des vaders ouderloos was geworden, aankwam op de Biltstraat in Utrecht en door hun oom en tante liefderijk werden opgenomen. Zij hadden toen niet het minste begrip van de waarde van die daad. Die werd hun eerst duidelijk en steeds duidelijker, toen zij zelf gezinnen stichtten en om zich zagen opgroeien. Toen begrepen zij, wat het zeggen wilde voor een vrouw, nog jaren van de dertig verwijderd, opeens bij haar eigen groeiend gezin, de zorg, de verantwoordelijkheid, de leiding van een zestal andere kinderen gevoegd te zien. Want de zwaarste last kwam op haar neer. En aan haar in de eerste plaats, danken de zes weeskinderen hun geluk, bij elkander gebleven te zijn, zodat de familieband hecht en sterk bleef, die hen onderling vereenigde, wat nooit het geval had kunnen zijn, als de één hier, de ander daar verstrooid opgevoed waren. Zonder iets te kort te willen doen aan hun oom, gedenken zij met diep gevoel hunne tante, die hun tweede moeder werd. "Gedenken" en "danken" zijn verwante gedachten. Op deze dag gaat met grote dank hun hart en dat hunner echtgenooten naar de overledene, die zooveel voor hen deed."
De oudste zoon Theo koos voor een loopbaan die helemaal in de lijn zou hebben gelegen van zijn neven uit de twee oudste takken. Hij was theeplanter in Indië en hiermee verdiende hij veel geld. Men zou hem kunnen typeren als een goedige naïve man, gul van aar en gemakkelijk levend. Hij was lang ongetrouwd gebleven en bezweek op latere leeftijd voor de charmes van een veel jongere vrouw uit een enigszins andere, en voor de familie ongebruikelijke omgeving. Andri de Winter heette zij. Het door Theo verdiende geld gaf zij bijzonder gemakkelijk uit. Het begon met een mooi huis aan de Van Stolkweg in Den Haag en eindigde met een verbouwde garage in de tuin van hun voormalige in Californische stijl gebouwde woning in Soest.
Zijn zuster Lottie voelde zich geroepen om in de familie een collecte te organiseren om Theo van een faillissement te redden. Met succes overigens.
De wetenschappelijke faam van deze tak, gevestigd door haar stichter werd voortgezet door diens tweede zoon Donald en diens kinderen. Deze laatste was een beroemd chirurg in Amsterdam. Naar hem werd een zaal genoemd in het Juliana ziekenhuis aldaar. Hij was niet alleen een zeer begaafd, maar ook een buitengewoon hoogstaand mens, aan wie heel velen, patiënten en ook anderen, met dankbaarheid terugdenken. Gedurende de dertig jaar, die hij aan de Gereformeerde Ziekenverpleging in Amsterdam verbonden was, behandelde hij 8646 patiënten, waarvan hij bij 3052 de blindedarm verwijderde. Hij was ook een zeer bekend entomoloog. Het verzamelen van insecten vulde zijn geringe vrije tijd. In Nunspeet had hij een buitenhuis dat "Landvrede" heette. Ook de gescheiden vrouw van zijn broer Bob had daar een zomerhuis "Landskrona". Elke zomer was daar een nauw en hartelijk contact tussen deze familieleden en hun kinderen. Hij was getrouwd met Ida Matthes, een dochter van Mr. Pieter Adriaan Matthes, evenals stamvader Hendrik Mac Gillavry, resident van Soerakarta. Niettegenstaande een druk en niet altijd gemakkelijk leven behield zij tot aan haar dood haar volstrekt onbedorven en argeloze aard. Onbevangen zou men haar hebben kunnen noemen. Zij was een grote steun voor haar druk bezette man, een voortreffelijk moeder en huisvrouw en een grootmoeder wier huis overeenkomstig de traditie van de Garenmarkt, voor alle kinderen in de familie, ook de neefjes en nichtjes, openstond. Dit huis stond aan het J. W. Brouwersplein in Amsterdam en droeg nummer 9. Denkend aan de Garenmarkt 9 en het professorale gezin met 9 kinderen, slaakte zij de verzuchting, toen zij dit huis gingen betrekken, dat zij hoopte dat het huisnummer er geen voorteken van zou zijn, dat zij ook 9 kinderen zou krijgen. Het waren er uiteindelijk "maar" zes. Zoals al eerder werd opgemerkt, verdienen deze zes kinderen speciale aandacht omdat zij vooral, na hun grootvader en hun vader, het gezicht van de familie in Nederland hebben bepaald, zoals Henry Mac Gillavry en de kinderen van Djati Roenggo dit in Nederlands-Indië al eerder deden.
De oudste zoon Donald was als chemicus verbonden aan de Clark University te Worcester Massachusetts in de Verenigde Staten. Hij promoveerde bij de bekende physicus Prof. H. C. Urey aan de Columbia University te New York, na een diepgaand onderzoek, op een onderwerp met betrekking tot de afscheiding van zwaar waterstof. Dit was van groot belang voor de ontwikkeling van zwaar water, dat als moderator wordt gebruikt bij de opwekking van kernenergie in de daarvoor bestemde centrales. Hij was zeer bevriend met verscheidene geleerden op dit gebied.
Op hem volgt Caroline, hoogleraar in de kristallografie aan de Gemeente-Universiteit te Amsterdam. Te harer herinnering werd daar een bronzen plaquette onthuld. Zij was het eerste vrouwelijke lid van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, een eer die alleen aan de meest vooraanstaande geleerden ten deel valt. In 1875 was haar grootvader hierin ook al gekozen. Enige malen was zij lid van de Internationale Commisie van de Unesco te Parijs. Een van haar collega's merkte eens op dat hij haar rekende tot de tien knapste vrouwen van Nederland! Van haar hand verscheen in 1965 een boek in het Engels over de befaamde graficus M. C. Escher, getiteld: "Symmetry Aspects of M. C. Escher's periodic Drawings", dat enige herdrukken en een vertaling in het Japans beleefde. Op latere leeftijd vond zij een levensgezel in Dr. J.H. Nieuwenhuysen, een bekende keel- neus- en oorarts te Rotterdam.
Dan volgen de zusters Mary en Nancy. Mary studeerde tuinbouw aan het Horticultural College in Kent. In 1928 richtte zij met haar collega en vriendin Alie van der Heyde een rozenkwekerij op in Aalsmeer. Dit bedrijf hebben zij met hun beiden gedurende een halve eeuw tot grote bloei gebracht. Op haar veertigste jaar kreeg zij fluitles van de beroemde fluitist Hubert Barwahser. Nog steeds speelt zij met veel enthousiasme in de Aalsmeerse Harmonie en geeft fluitlessen aan jonge Aalsmeerders. Tengevolge van al deze activiteiten in haar plaats van inwoning, heeft zij in de familie de bijnaam "Aalsmary" gekregen.
Nancy kreeg te Lund in Zweden haar opleiding tot physisch therapeute. Al tijdens de laatste oorlog, toen haar man Dr. chem. Theo van Itallie als jood uit zijn rijksfunctie was ontzet, ging zij haar vak in Bennekom weer uitoefenen, zoals zij dat al voor haar huwelijk had gedaan. Dit bleek later van groot belang te zijn, toen zij na de dood van haar man in 1944 met haar twee kleine kinderen achterbleef. Tot haar zeventigste jaar is zij actief werkzaam gebleven. Zij had zich intussen gespecialiseerd in de behandeling van spastici en in het geven van zwangerschapsgymnastiek. Zij was een zeer begaafd pianiste met voorkeur voor kamermuziek. Zij trad eens op als soliste bij het Wageningse studentenorkest in het tweede pianoconcert van Mendelssohn. Zij heeft heel veel werk verricht voor het Humanistisch Verbond in Bennekom, waar zij een bekend ingezetene was.
Vervolgens de jongste zoon Henk. Hij doceerde palaeontologie (een onderdeel van de geologie), evenals zijn zuster Caroline aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam. In het kader van de Shell Wereldprijs voor het beste geologische onderzoek in het jaar 1966, werd hij in staat gesteld om in Jamaica onderzoekingen te gaan verrichten. Ook na zijn emeritaat verrichtte hij veel werk bij het bevorderen van het oceanografisch onderzoek in het Caraïbisch gebied. Evenals vele andere familieleden is hij een toegewijd vrijmetselaar.
Corry, de jongste van de zes, voltooide tussen het huishouden en het kinderen krijgen door, haar medische studie. In Sydney behaalde zij bovendien haar diploma voor bibliothecaris. Zij beheert nu een medische bibliotheek in Jeruzalem. Zij is getrouwd met Prof. Mr. Dr. Charles Boasson LI.D. In Londen behaalde hij ook de Britse rechtentitel, waarbij hij zich had gespecialiseerd in Arabisch landrecht, in verband met zijn voorgenomen vestiging in het toenmalige Palestina. Hij was een bekend zionist en vestigde zich al voor de Tweede Wereldoorlog in Jeruzalem als advocaat. Hij fungeert tevens als adviseur van de Nederlandse Ambassade in Israël. Ook vervulde hij gedurende een jaar een gastprofessoraat aan de universiteit van Sydney.