Skip to main content

Heraldiek

Heraldiek

Oorsprong europees familiewapen

Een wapen is in de heraldiek een teken dat is verbonden aan een persoon, een familie, een stad of staat, of een groep bij elkaar horende mensen. Traditioneel werd het gedragen op het schild. Het gebruiken van een wapen wordt het 'voeren' van een wapen genoemd. Het wapen werd later uitgebreid met de helm met daarop een helmteken en een wrong van het dekkleed, en het werd bovendien getoond op andere herkenbare plaatsen zodat de herkenbaarheid van de groep in een veldslag gewaarborgd was en eigendommen duidelijk aan de persoon gebonden. Een vlag met de afbeelding van een wapen heet een banier.

De vorm van het Europese familiewapen vindt zijn oorsprong in de krijgsuitrusting van de vroegmiddeleeuwse edelman. Zijn bewapening bestond uit een metalen helm met er omheen een geplooid doekje tegen de zonnestraling, een borstkuras of harnas, een schild en een slag- of steekwapen. Door een banier en een helmteken kon hij dadelijk door vriend en vijand worden herkend.

In de huidige heraldische vorm van het familiewapen vindt men de helm met het helmteken terug, het doekje in de vorm van de zogenaamde dekkleden, gestyleerd, en het wapenschild, het voornaamste onderdeel.

Heraldiek

Heraldiek is afgeleid van het oud-franse woord herault. Dat woord is in verschillende Europese landen overgenomen. In Nederland zeggen we heraut, de Engelssprekende landen hebben het over een herald. Wat heeft dat nu met familiewapens te maken?

De oorsprong van het voeren van het familiewapen ligt in de middeleeuwen. In de middeleeuwen werd regelmatig oorlog gevoerd. Om gemakkelijk te kunnen zien wie je vriend en wie je vijand was droeg elke ridder zijn eigen teken, het wapenschild. Ridders gebruikten deze gekleurde wapenschilden als herkenning. Het voeren van de gekleurde wapenschilden om te laten zien bij wie je hoort, kun je nog terugvinden in het gezegde ‘kleur bekennen’. Kinderen van deze ridders erfden hun schilden en konden daarmee laten zien dat ze van goede familie afstamden.

Bron: Nederlandse Genealogische Vereniging

Het schild dat de krijgsman gebruikte en waar het wapenschild is afgeleid, was oorspronkelijk neutraal van kleur en vorm en van een willekeurige versiering voorzien. Het helmteken werd in het begin gevormd door een grote pluim of verenbos in opvallende kleuren. De banier was duidelijk herkenbaar door zijn heldere tinten in blauw, groen, rood, geel en wit. Vaak was hierop ook een heraldische figuur aangebracht. De stok waar hij aan bevestigd was, had aan de kop een ornament in de vorm van een leeuw, een adelaar, een griffioen, een eenhoorn of een ander symbool. De banier werd gaandeweg de vlag van een groep, een legerafdeling en later van een landstreek of een land. Dit teken is in de loop der tijden uit de persoonlijke sfeer verdwenen. Het wordt tegenwoordig alleen nog maar gebruikt door de oude adel die nog kastelen of buitenplaatsen bezit en door de Schotse Clanhoofden.

Naarmate de schilden groter werden en de edelsmeedkunst zich verder ontwikkelde, werden de kleuren en symbolen van de banier naar het schild overgebracht. Geel werd op het schild door goud aangegeven en wit door zilver. Voor de overige kleuren gebruikte men geëmailleerd metaal. Blauw noemt men dan 'azuur', groen 'sinopel', rood 'keel' en zwart  'sabel', dat toen ook in gebruik was. Purper en bruin kwamen pas later in zwang. Eerdergenoemde benamingen zijn nu nog bij de heraldiek gebruikelijk.

Uit dit fraai bewerkte schild waarmee de edelman zich in de strijd verdedigde, is het heraldische wapenschild ontstaan, het voornaamste onderdeel van het familiewapen in zijn huidige vorm. Dit wapenschild wordt vaak vastgehouden door heraldische figuren van dieren, soms door menselijke gestalten. Waarschijnlijk zijn zij voortgekomen uit het ornament aan de kop van de banierstok. De dierenfiguren werden ook vaak in plaats van of samen met de pluim of verenbos in het helmteken van het heraldische verwerkt. Tenslotte werd het gebruikelijk in een geslacht ter inspiratie aan een spreuk te voeren, welke meestal werd ontleend aan heldhaftige of anderszins vermeldenswaardige daden van een lid van de familie.

Tijdens de kruistochten waren veel edelen uit heel Europa bijeen. Het werd daardoor noodzakelijk, dat men iedere edelman aan zijn persoonlijke kentekenen dadelijk kon herkennen. Hierdoor is de grondslag gelegd voor de Europese heraldiek.

Naarmate in Europa de zeden milder werden, veranderde de strijd op leven en dood tussen de edelen met hun aanhang in riddertournooien, die allengs de vorm kregen van wedstrijden die gebaseerd waren op allerlei ridderlijke tradities met een kermisachtige omlijsting. Dit was de laatste fase waarin het wapenschild in zijn oorspronkelijke vorm daadwerkelijk gebruikt werd. Het gevaar dreigde dat, toen deze tournooien uit de tijd raakten, de geslachtswapens met hen verloren zouden raken. Dit is niet gebeurd. De regimenten van de geregelde staatstroepen, die de onderlinge strijd van de edellieden hadden overgenomen, namen hun eigen wapens aan. Nog altijd worden voor hen nieuwe wapens ontworpen. Hetzelfde is het geval voor nieuwgevormde gemeenschappen als water- en polderlandschappen of nieuwe gemeenten in de drooggevallen IJsselmeerpolders. Dit gebeurt onder auspiciën van de Hoge Raad van Adel, die hen desgewenst ook van een eigen vlag voorziet.

Maar voor de ontwikkeling van de persoonlijke heraldiek is beslissend geweest dat de edellieden hun wapens op het schild, toen die niet meer nodig waren in de strijd, in de vorm van een heraldisch wapen gingen voeren als een identiteitsteken van hun geslacht en deze gingen styleren in de huidige vorm. Zij werden gebeeldhouwd in de poorten van hun kastelen, geschilderd op wapenborden in de kerken of ridderzalen, of uitgehouwen op hun grafzerken. Maar vooral in de zegels, eerst op stempels, daarna in zegelringen, waarmee leden van adellijke geslachten hun contracten door een indruk van hun wapen op lak gingen bezegelen. Hierdoor vooral is de heraldiek ook nu nog levend gebleven.

Met de opkomst van een rijke koopmansstand in de Renaissance, gingen allerlei tot rijkdom en macht gekomen geslachten, eerst in Italië, later in Frankrijk en vervolgens in de Nederlanden en Engeland, wapens aannemen en voeren zonder enig verband met het werkelijke gebruik in het verleden. Deels uit utiliteitsoverwegingen, omdat ook zij het nuttig vonden hiermee contracten te bezegelen, maar zeker ook uit geldingsdrang. Men wilde in elk opzicht de gelijke zijn van een oud adellijk geslacht. Dit proces heeft zich bij een verdere democratisering van Europa voortgezet. Steeds meer families gingen familiewapens (laten) ontwerpen en voeren, zonder enige voorafgaande traditie. Tegenwoordig draagt bijna iedereen een zegelring, waarbij het wapen vaak is vervangen door initialen of de steen geheel blank is gelaten. Hier is dus ook nog eens het verband tussen het sieraad en het doel waarvoor het gemaakt werd verloren gegaan.

De heraldiek heeft de vele oorlogen en revoluties in Europa overleefd. Zelfs die in Frankrijk, waar heel veel op dit gebied werd vernietigd. Dit is voor een groot deel te danken aan hen, die misschien uit ijdelheidsmotieven in later tijden, los van elke traditie, zich een familiewapen gingen aanschaffen. Ook in Schotland is de heraldiek in het tweede kwart van de twaalfde eeuw, na de eerste kruistochten tot ontwikkeling gekomen. In het laatste kwart van die eeuw was deze wijze van persoonlijke identificatie daar algemeen aanvaard.

Schotse heraldiek

In Schotland mochten alleen de Chief's of the Clan de schildhouders in hun wapen opnemen. De Schotten hebben hier nog de strijdkreet aan toegevoegd. Hiermee werden de Clansmen door de boodschapper voor de strijd opgeroepen. Wanneer de aanval werd deze kreet in koor aangeheven. Voor de Clan MacGillivray is deze "Dunmaglass" en voor de Clan Chattan "Lochnamoidh" (Meer van Moy).

De heraldiek heeft in Schotland een heel andere ontwikkeling gekend dan in de rest van Europa. Het aantal Clans in dat land was betrekkelijk klein, ongeveer honderd. Het waren eigenlijk grote families in de meest uitgebreide zin van het woord. Onder het Keltische Clansysteem, dat in de Hooglanden tot in het midden van de achttiende eeuw heeft bestaan, kende men geen klassetegenstellingen zoals in de rest van Europa tussen adel en derde stand, later tussen bourgeoisie en arbeidersklasse. Schotland heeft dan ook nooit zulke haatuitbarstingen gekend als die in Frankrijk en elders. Hierbij richtte zich de volkswoede vooral op het gehate symbool van de hogere standen: hun familiewapen! In de Hooglanden bestond er weliswaar een sociaal verschil tussen enerzijds de familie die de Clan zijn naam had gegeven, de bloedverwanten, de Chiefs, de Chieftains en de tacksmen, kortom de leiders en anderzijds de crofters, de massa van de tot de Clan behorende landbouwers, veetelers en handwerkslieden. Overigens waren die vaak met de eerste groep verwant en voorzover zij dat niet waren, voerden zij toch meestal de naam van hun Chief. Men voelde zich één grote familie met de Chief als aller vader. De glorie van zijn kasteel, zijn hofhoudinkje en zijn heraldieke para fernalia wekten geen afgunst bij de Clansmen op. De eenvoudige landarbeider in zijn schamele hutje was trots op zijn ras en de Clan, waar hij zich toe rekende. Hij beschouwde zichzelf daardoor als lid van de aristocratie van het land, hoe simpel zijn beroep en hoe armoedig zijn bestaan ook was. Dit gold voor bijna de helft van alle Schotten, een verhouding die in geen enkel Europees land ooit heeft bestaan.

Een tweede reden voor een rustige en ordelijke ontwikkeling van de heraldiek in Schotland is de grote invloed, die de Lord Lyon, King of Arms, met zijn staf van de drie heralds (herauten) en drie pursuivants (volgelingen of onderherauten) heeft gehad. De Lord Lyon was en is nog steeds een van de hoogste dignitarissen van de Kroon en het Koninkrijk. Hij is de persoonlijke Raadadviseur van de Koning, met de rang van Minister van de Kroon en hierdoor lid van de regering van het land. Bovendien is hij President van een officiële rechtbank op heraldisch en genealogisch gebied. Bij zijn aanstelling wordt hij, als hij al niet van adel is, door de Koning in de adelstand verheven. In vroeger tijden, tot ongeveer 1100, toen Schotland nog een Keltisch koninkrijk was en Gaelic de voertaal aan het Hof, had hij de titel van High Sennachie of the Royal Line of Scotland. Opperbard zou men kunnen zeggen. In deze kwaliteit had hij als taak voor de kroning van iedere nieuwe koning diens afstamming af te leiden van Fergus Mor Mac Erc, de stichter van het Schotse Koningshuis van Gabhran (Gavran) in het begin van de zesde eeuw. Toen dit op den duur wat moeilijk ging worden werd genoegen genomen met zeven honorabele voorafgaande generaties. Bij de kroning moest hij dan als officiële Inaugurator zijn bevindingen in het Gaelic proclameren.

Tegenwoordig houdt de Lord Lyon met zijn staf uiterst zorgvuldig toezicht op het gebruik van familiewapens en genealogische afstammingslijnen. Gezien het financiële belang van de staat (het toewijzen van een wapen of de officiële erkenning van een afstammingslijn is een kostbare aangelegenheid) wordt misbruik hiervan gestraft alsof het een belastingfraude betreft. In ernstige gevallen zelfs met gevangenisstraf. Dientengevolge zijn alle gegevens uit Schotland over genealogie en heraldiek volkomen betrouwbaar en is wildgroei, zoals elders plaats vond, voorkomen.

In Schotland heeft men nooit familie- of Clanwapens gekend, maar uitsluitend persoonlijke wapens voor de Chiefs, de Chieftains en de tacksmen. Voor degenen die hier niet aan gewend zijn, kan het verwarrend zijn, dat personen met dezelfde naam een ander wapen voeren. Alleen aan de Chiefs en de Chieftains was het recht voorbehouden om schildhouders bij het wapen te voeren. De tacksmen voerden alleen schild, helmteken en wapenspreuk. Vrouwelijke famlieleden uitsluitend de beide laatste symbolen. De Chiefs mogen bovendien een Standard (wimpel) voeren. Niet zozeer in de strijd, maar meer als teken van hun aanwezigheid. Hierop staan afgebeeld vanaf de stok: het wapenembleem (vaak ook de vlag van Schotland), de badge (het helmteken), soms samen met de wapenspreuk, en tenslotte de krijgskreet. Tegenwoordig ziet men een dergelijke opstelling nog rudimentair terug op de borstzak van de jas van sportlieden, als embleem van de vereniging waartoe zij behoren.

Als iemand, ook nu nog, een eigen wapen wil gaan voeren, kan hij hiertoe een met redenen omkleed verzoek bij de Lord Lyon indienen. Wanneer de laatste na zorgvuldig onderzoek hiervoor zijn toestemming geeft, kan daarna in overleg met zijn Court tot de samenstelling van het wapen worden overgegaan. Men kon en kan dan kiezen tussen diverse symbolen, die voor de betreffende Clan traditioneel zijn.

Wat betreft de Clan Mac Gillivray zijn hiervan de voornaamsten:

  • Het hertegewei, dat als een van de oudste symbolen van de Clan wordt beschouwd en uitsluitend door de MacGillivray's wordt gebruikt.
  • De staande of zittende boskat in natuurlijk bruingrijs gestreepte kleur als symbool van de Clan Chattan (Clan Hattan - de ten onrechte zogenaamde kattenclan).
  • Een herkruist zilveren kruis, dat ook door de Clan Macpherson wordt gebruikt en dat op een verwantschap wijst met St. Columba, die in het jaar 563 het Christendom in de Hooglanden bracht.
  • Een galjoen in de vorm van een halve maan, die Viking afstamming van de Clan aangeeft.
  • Een of meer zwemmende zalmen wijst op de verwantschap met de Mac Donalds en hun stamvader Somerled. Deze wapenfiguur werd vaak gebruikt door de Clans aan de Westkust van de Hooglanden en de daarvoor gelegen eilanden. [Somerled was de oudste zoon van Gillibride, de stamvader van MacGillivray - Red.]
  • Een hand met hierin een dolk symboliseert de krijgshaftigheid van de Clan en geeft alweer een verwantschap met de Macphersons aan.
  • Tenslotte het oudste symbool, een rechterhand, de palm naar buiten gekeerd dat de in de Clan belichaamde familieband tot uitdrukking brengt.
  • De palm van de hand symboliseert de gemeenschappelijke voorvader, de kootjes van de vingers zijn diens afstammelingen tot aan de kleinkinderen en de vingernagels geven zijn achterkleinkinderen aan. Dit symbool gaat terug tot prehistorische tijden. Het behoorde aan de legendarische Ierse zogenaamde Handgod Dagda, de vader van de Godin Dana. Zij werd beschouwd als de Moedergodin van het oude voorchristelijke Ierland. Naar haar werd de Tuatha De Danann, het godenvolk van Dana genoemd, dat heel vroeger Ierland bewoonde. Deze hand wordt ook teruggevonden in het wapen van Conall Cearnach, Hoge Koning van Ierland in 183 voor Christus, de voorvader van de Ierse koningen van Dalriada, en eveneens in dat van Fergus Mac Erc, de eerste koning van het Schotse Dalriada in 503. Ook de leden van de Clan Mac Neill, koningen en prinsen van Ulster, waartoe St. Columba behoorde, voerden dit teken in hun wapens. Het werd ook vaak gebruikt door de koningen der Picten.
  • Als wapenspreuk werd behalve "Touch not the Cat bot a Glove" of "Touch not this Cat" ook vaak gebruikt "Be mindful". Ook in het Gaelic of Latijn als "Faichill Ort" of "Vigilate".

 


Het oudste in de Clan Mac Gillivray bekende wapen, namelijk dat van Farquhar Mac Alister Mor Mac Gillivray, IV van Dunmaglass, uit de eerste helft van de zeventiende eeuw, zag er als volgt uit:

Schild: Gevierendeeld

  1. In goud, zittende wilde boskat van natuurlijke kleur
  2. In zilver, een rode hand de palm naar buiten gekeerd
  3. In blauw, een naar rechts gewende zilveren zalm
  4. In goud, een blauw galjoen, drie masten met rode wimpels en gekruiste riemen
  • Helmteken: Zittende wilde boskat van natuurlijke kleur
  • Dekkleden: Rood en goud
  • Wapenspreuk: Touch not this Cat
  • Schildhouders: Twee buxusboompjes op een groene grond, met twee sneeuwklokjes aan weerszijden van het schild

Col. George B. MacGillivray, CD BA KCLJ

Thunder Bay, Ontario, Canada (Deceased 22 Sept. 1994)

Col. MacGillivray's gifts to the Clan in his lifetime were many. He aquired personal arms on 4 June 1947. After that he matriculated the Chiefly Arms on behalf of earlier chiefs, restored the Clan's burial enclosure at Dunlichity and published the first comprehensive History of the Clan in 1973. He filed three seperate petitions for recognition as Chief and in 1989 was commissioned as Ceann Cath, Commander of the Clan MacGillivray by Lord Lyon.


Peter A. McGillivray, HDA

Mont Albert, Victoria, Australia

Peter was a co-founder of the Clan MacGillivray Society of Australia, which has been active for over twenty years, and he edits the Society's annual Journal. He is also the Clan's Commissioner for Australia and serves as informal Chairman of the Commissioners' working group. Peter acquired personal arms on 15 April 1989.


Robert McGillivray, Esq.

Edinburgh, Scotland

Robert has long been a staunch supporter of the Clan Chattan Association. His early activity included founding the society's Edinburgh branch and, together with his wife Pauline, he has co-edited its respected annual Journal for over twenty years. He is our Clan's Seannachie, or Historian, and also an advisor to the Commissioners' working group.


Dr. Edward J. (Edwin) MacGillavry, LLD

The Hague, Netherlands (Deceased 8 Aug. 1997)

Dr. MacGillavry, before his recent death, was scion of the distinguished Dutch branch of the Clan founded by a soldier from Nairn who settled in Holland after the Napoleonic Wars. This family had an illustrious history in the Dutch East Indies and retains a strong Indonesian interest. They have published their own branch's History and hold regular Gatherings in the Netherlands.


In afwijking van de Schotse traditie voert onze familie volgens geldend gebruik in Nederland van oudsher een wapen voor al haar leden. Dit is in overeenstemming met het wapen, zoals dit vermeld wordt door Frank Adam in zijn boek "Clans, Septs and Regiments of the Scottish Highlands" op pagina 377 voor 'de' Mac Gillivray Chief. Het kan als volgt worden omschreven.


Vaccinium Vitis Idaea

Schild: Gedeeld;

  1. In zilver een horizontale rechterpols en hand rechts gewend, een korte zilveren dolk omhoog houdend, de hand en pols in natuurlijke kleur
  2. In blauw een herkruist zilveren kruis met spitse voet

  • Helmteken: Zittende wilde boskat van natuurlijke kleur
  • Dekkleden: Zilver en blauw
  • Schildhouders: Twee in rode rokken met zwarte ruiten geklede krijgers, met zilveren helm, gouden schild en bandelier, waaraan een zilveren zwaard, bruine weitas en hoge bruine jachtlaarzen
  • Wapenspreuk: Touch not the Cat bot a Glove (Gaelic: Na bean don chat gun làmhainn)
  • Wapenkreet: Lochnamoidh of Dunmaglass
  • Wapenplant: De rode bosbes, Vaccinum vitis idea (Gaelic: Lus nam braoileag)