The Faculty of Science of the University of Amsterdam attaches great importance to the contribution of female scientists in research and education. For this reason we are continuing the recruitment programme for talented women, named after the ground breaking crystallographer professor Carolina MacGillavry (1904-1993), an alumna of the University of Amsterdam.
Each MacGillavry Fellow will initially be appointed as an assistant professor on a temporary contract for six years. During this period you are expected to set up your own independent research programme hosted by one of the Faculty’s research institutes.
The MacGillavry Fellowship is primarily directed at talented women. We (the University of Amsterdam) are therefore especially seeking women who have a strong track record in one of the Faculty’s scientific disciplines and at the same time have the potential and ambition to obtain a leadership position as professor at the University of Amsterdam.
Carolina MacGillavry studied chemistry at the University of Amsterdam where she went on to take her doctoral degree in 1937. For many years she was head of the Chemical Crystallography Laboratory in Amsterdam.
Her pioneering research brought her international repute. She co-authored a range of standard works in the field of Crystallography. She also laid the foundation for the ‘direct method', a new mathematical theory. In 1950 she was the first woman to become a member of the Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences. She also held positions on the boards of various organisations outside of academia.
M.C. Escher en Carolina H. MacGillavry
Carolina MacGillavrylaan heet de weg die vanaf de Molukkenstraat langs het Amsterdamse Science Park voert.
Maar of MacGillavry hier zelf ooit liep? Toen zij hoogleraar was aan de Universiteit van Amsterdam, van 1957 tot 1972 bij de faculteit Scheikunde, lagen hier nog volkstuinen en was iets verderop het Instituut voor Kernfysisch Onderzoek het enige onderzoekscentrum tussen al het groen.
MacGillavry was trouwens ook geen Schotse, al zou het, nog afgezien van haar naam, niet gek zijn om dat te denken.
Een flink deel vrouwelijke bètahoogleraren in Nederland komt nog altijd uit het buitenland omdat er niet genoeg Nederlandse vrouwen te vinden zijn. Bèta was hier veel langer en veel meer ‘niks voor een vrouw’ dan in de meeste andere landen.
Maar zo was het niet voor MacGillavry. Zij kreeg, net als haar vijf broers en zussen, de natuurwetenschap met de paplepel ingegoten, in Amsterdam-Zuid. Haar moeder was docente op een basisschool geweest. Haar vader was een hersenchirurg die zich na het opereren graag in insecten verdiepte, en die elk van zijn kinderen een ‘insectengroep’ liet bestude- ren. Voor ‘Lien’ waren dat de mieren, totdat ze op het Barleus Gymnasium de dode natuur interessanter begon te vinden. Scheikunde ging ze dus studeren, in 1921, net toen dat vak op een hoger plan werd getild. De quantummechanica gaf nieuwe inzichten in atomen en materialen; met röntgenstralen konden chemici materialen doorlichten. Het was al met al een mooie speeltuin voor MacGillavry, die in 1932 – na elf jaar studie! – cum laude haar doctoraalexamen haalde.
Daarna rolde ze, mede dankzij haar leermeester Jan Bijvoet, in de kristallografie en in het gebruik van röntgenstralen om kristalstructuren te bepalen. Ze promoveerde erop in 1937, werd na Bijvoets vertrek conservator van het Laboratorium voor Kristallografie aan de UvA, en in 1947 ook lector. Met Bijvoet publiceerde ze in 1948 een internationaal geroemd standaardwerk over ‘Röntgenanalyse’ en in diezelfde tijd bedacht ze een nieuwe methode om heel direct te rekenen aan de doorgelichte kristallen van ingewikkelde (bio)moleculen, om zo mole- cuulstructuren te bepalen.
Toen MacGillavry – ‘Mac’ voor collega’s – dit werk in 1949 in de Verenigde Staten presenteerde, bleek dat haar Amerikaanse collega’s David Harker en John Kasper haar voor waren geweest. Toch gaf haar werk MacGillavry aanzien, en toen ze in 1957 tot hoogleraar in Amsterdam werd benoemd, had ze een enorm internationaal netwerk en een bloeiend lab waar ze 21 promovendi zou opleiden.
Zij was toen ook al, in 1950, als eerste vrouw toegetreden tot de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Daarbij had zij de kristallografie aantrekkelijk genoemd, juist ook voor vrouwen, omdat er „artisticiteit, lenigheid van geest en intuïtie” voor nodig waren en omdat het kleinschalige vak niet in de „gebruikelijke wanorde van de natuur- en scheikundige mannenlaboratoria” werd beoefend. Ze haalde met die uitspraken alle kranten.
Maar haar grootste bekendheid kreeg MacGillavry doordat ze het werk van de Nederlandse kunstenaar Maurits Escher in de Verenigde Staten onder de aandacht bracht. Tijdens een kristallografiecongres in het Amerikaanse Cambridge in 1960 liet ze hem zijn werk exposeren, omdat ze er symmetrieën in herkende die ook in de kristallografie belangrijk zijn. Niet veel later besprak ze die in haar boek Symmetry aspects of M.C. Escher’s periodic drawings.
Symmetrie bleef een lievelingsonderwerp toen zij na haar emeritaat in 1962 lezingen en populairwetenschappelijk essays verzorgde. Maar haar belangstelling was breder dan dat. Het blijkt onder meer uit het MacGillavryfonds dat zij in 1993 naliet: nog altijd worden daaruit beurzen uitgekeerd aan veelbelovende onderzoekers uit ontwikkelingslanden.
Margriet van der Heijden (NRC)
Wie zijn die mensen naar wie straten, pleinen en bruggen zijn vernoemd? Waarom hebben de straten in een wijk dat ene thema? NRC bekijkt de Amsterdamse straatnaambordjes. Aflevering 48: de Caroline MacGillavrylaan, op de grens van het Science Park bij de Watergraafsmeer.
Studenten die weleens voor college naar het Amsterdam Science Park moeten, zullen hem goed kennen. De Carolina MacGillavrylaan, een van de vaakst verkeerd gespelde straatnamen van de hoofdstad, scheidt parellel aan het treinspoor het noorden van de Water-graafs-meer van de universiteitscampus. Carolina MacGillavry (1904 – 1993) heeft waarschijnlijk zelf nooit in het gebied gewerkt, maar wijdde wel haar leven aan de wetenschap.
MacGillavry (‘Mac’ voor collega’s, Lien voor vrienden) werd in Amsterdam geboren als kind van twee leergierige ouders, die werkten als lerares en hersenchirurg. Ze studeerde scheikunde in de jaren twintig op het moment dat kwantummechanica net zijn intrede deed.
De Amsterdamse promoveerde op kristallografie en bleef zich hier als wetenschapper in specialiseren, veelal in samenwerking met J.M. Bijvoet (niet dezelfde als van de ir. Bijvoetbrug bij de Stopera). Ze ontwikkelde de directe methode: een nieuwe rekenmethode die het onderzoek naar kristalstructuren kon bespoedigen – maar moest erachter komen dat twee Amerikaanse onderzoekers dezelfde methode net iets eerder hadden ontdekt. Van 1957 tot 1972 was ze hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en deed ze ook natuurkundig onderzoek voor Philips.
MacGillavry werd in 1950 het eerste Nederlandse vrouwelijke lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) – en nam dit zeer serieus. Ze was dertien jaar algemeen secretaris van de Academie en vertegenwoordigde ook na haar emeritaat de KNAW in de International Foundation for Science. Iets eerder waren Marie Curie en Irène Joliot-Curie al buitenlands lid van de KNAW, maar MacGillavry was het eerste Nederlandse ‘gewone’ lid.
De onderzoekster was al vroeg geïnteresseerd in het werk van de Nederlandse kunstenaar M.C. Escher en bracht hem in contact met de natuurwetenschappelijke kringen, waar hij veel contacten aan overhield. Vooral de symmetrieën en periodiciteit in zijn werk bleken ook interessant voor kristallografen, meetkundigen en wiskundigen. MacGillavry vroeg Escher in 1960 op een kristallografiecongres in het Amerikaanse Cambridge om zijn schetsen te presenteren, waarmee zij uiteindelijk ervoor zorgde dat zijn kunst in de Verenigde Staten werd geïntroduceerd. Ze schreef ook een boek over Eschers tekeningen.
Toen MacGillavry als hoogleraar voor de UvA werkte, bestond dit gebied nog vooral uit volkstuinen. Het enige onderzoeksbastion tussen al dit groen was het Instituut voor Kernfysisch Onderzoek. De straat kreeg in 2004 zijn huidige naam. Behalve een laan dragen nog meer zaken de naam van MacGillavry: een fonds voor Afrikaanse bètawetenschappers om te kunnen promoveren en een wervingsprogramma voor vrouwelijke wetenschappers van de UvA.
Op 5 juni 1950 werd Carolina MacGillavry het eerste vrouwelijk lid van de KNAW. MacGillavry had een uitzonderlijke wetenschappelijke carrière en speelde een bijzonder actieve rol binnen de KNAW.
Marie Curie en Irène Joliot-Curie waren in 1950 al buitenlands lid en letterkundige Martha Muusses was al correspondent. Carolina MacGillavry was echter de eerste vrouw met een aanstelling als gewoon lid. Ze vulde haar lidmaatschap met veel inzet en oprechte betrokkenheid in. Ze was van 1961 tot 1974 algemeen secretaris van de Akademie. Na haar emeritaat in 1972 stond ze als medeoprichter aan de wieg van de International Foundation for Science. Daarin vertegenwoordigde ze de KNAW jarenlang.
2e van rechts: Carolina MacGillavry
Carolina MacGillavry in het academische veld
MacGillavry vergaarde in de eerste helft van de twintigste eeuw zowel nationale als internationale academische bekendheid door haar bijdrages aan de scheikunde en kristallografie. Ze studeerde scheikunde aan de Universiteit van Amsterdam, waar ze haar doctoraal behaalde en assistent werd van professor Smits. In 1937 promoveerde ze cum laude in de chemische kristallografie, in het bijzonder kristaldiffractie en de röntgenanalyse van kristalstructuren.
Na de oorlog was ze een van de wegbereiders van de ‘directe methode’, een nieuwe rekenmethode voor kristalstructuren. Met haar contributie omtrent deze methode vestigde ze haar naam als internationale autoriteit op het gebied van kristallografie. Ze verscheen veelvuldig in Nederlandse en internationale vakbladen alsmede de standaardwerken van Maurits Escher en sprak op diverse internationale congressen ...