Skip to main content

Tak 1-3

Willem Joan Julius

De 4 takken
De eerste tak
Tak 1
Tak 2
Tak 3
Tak 4
Pag. 1
Pag. 2
Pag. 3
Naschift
Sitemap
~ 1 .3 ~

Dan was er Jeanne Louise, die algemeen Nie werd genoemd. Deze naam wordt uitgesproken met een Arabische aspiratie aan het eind. In deze taal wordt daarvoor de letter q gebruikt, in fonetisch Nederlands ligt de klank tussen de h en de k. Nie behoort met Toet-Perketoet-duifje, Dee-Adee-nichtje en Non-Nonnie-meisje tot de meest voorkomende bijnamen voor Indische meisjes. Zij was een mooi meisje met donker haar, getinte huid en grote zeegroene ogen van heel bijzondere kleur. Dagelijks ging zij in een lange rij weeskinderen naar de kerk. Aangezien zij toen nog geen achttien jaar oud was, droeg zij haar lange zwarte krullen los tot over het middel. Zij was er nog niet aan toe om het op te steken tot een kondeh (wrong). Tweemaal per dag passeerde zij dan de voorgalerij van het huis, waar een zekere Claude Philip Burgemeestre, die als vrijgezel de woning met een aantal andere jongelieden deelde, zijn drankje dronk en zijn krantje las. Hij was een lange magere man met hoge jukbeenderen en een brede mond, die op Chinees bloed zou kunnen wijzen, maar met de grote bruine ogen van de Javaan. Toen hij Nie had opgemerkt zorgde hij ervoor iedere dag op de voorgalerij te zitten op het uur dat zij langs kwam. Hij had een gaatje in zijn krant gemaakt, zodat hij haar onopgemerkt kon bekijken. Plotseling werd deze onreligieuze man, die kon vloeken als een dragonder, zeer gelovig. Elke dag ging hij nu ter kerke. Eerst ging hij wat onwennig op de achterste bank zitten, maar geleidelijk aan schoof hij naar voren, totdat hij heel voorzichtig de pijpekrullen van zijn beminde kon aanraken. Uiteindelijk stemde zij erin toe om de vrouw te worden van deze wat norse hoekige man, die elf jaar ouder was dan zij. Misschien ook wel om uit het weeshuis weg te komen. Wel stelde zij als voorwaarde, dat haar ongetrouwde zusjes, dat waren er toen nog drie, met haar mee mochten komen. Zij leeft in de herinnering voort als de ideale moeder en grootmoeder met een intens lieve blik in haar ogen. Zij was altijd tot in de puntjes verzorgd. Boven de keurig geplooide sarong een frisse gesteven kabaja, gesloten met antiek gouden spelden, en geurend naar akar wangi of patjar tjina, die zij tussen haar kleren legde.

Philip of afgekort Lip Burgemeestre was eerlijk en nauwgezet tot het overdrevene toe. In zijn vrije tijd was hij een bekwaam knutselaar, die keurig werk afleverde en een groot filatelist. Van beroep was hij secretaris en boekhouder bij het vendukantoorte Soerabaja en later vendu-meester te Soerakarta en tenslotte Batavia. Hij was gereserveerd zonder ooit onbeleefd te zijn. Door zijn minderen werd hij op handen gedragen, maar voor zijn superieuren was hij een lastige ondergeschikte, omdat hij zijn mond niet kon houden, als hij meende dat er ergens iets niet deugde.

De Burgemeestre's kregen een zoon en zes dochters, die ouderwets streng werden opgevoed. Het was gebruikelijk dat zij tijdens het eten aan tafel stonden. Hun huwelijk duurde 57 jaren en was boordevol zorgen en verdriet. Zij hebben zich krom gewerkt voor hun kroost. Zelfs moesten zij kostkinderen in huis nemen om hun zoon Otto, een mooie jongen met een briljant verstand in Leiden medicijnen te laten studeren. Hij was zo knap, dat hij algemeen als vraagbaak gold voor zijn studiegenoten. Te lang maakte hij als gevierd student plezier van het zuur verdiende geld van zijn ouders. Uiteindelijk kwam hij, zoals veel van zijn neven, in huis bij zijn oudoom Prof. Theodorus Hendrik Mac Gillavry, die er wel voor zorgde, dat de studie snel en met goed gevolg werd beëindigd.

De zes mooie dochters waren lang en slank en hadden allen enorm grote bruine ogen in een fijn besneden gelaat. Helaas was voor de meesten weinig geluk in hun leven weggelegd. Een van hen werd terwille van haar man Katholiek. Dit leidde in die tijd tot grote spanningen in de familie en uiteindelijk tot vervreemding van haar moeder, die in het weeshuis een streng-Protestantse opvoeding had gehad. Een andere dochter was getrouwd met een zonderling, die zich nu en dan te slapen legde in een doodskist, gevoerd met gele Chinese zijde. Daaromheen moesten dan kaarsen worden gebrand. Voor hun huwelijk had zij al enige tijd met hem samengeleefd, hetgeen toen in deze conservatieve kringen een onvoorstelbare schande was. Een derde dochter was blind geworden na door haar man venerisch besmet te zijn. Op een koude winternacht legde zij zich in de bossen bij Apeldoorn in de sneeuw te rusten en werd niet meer wakker.

Een andere overleed jong door een verwaarloosde ontsteking aan haar hand. De mooiste dochter, Amy, ontnam zich uit liefdesverdriet het leven door carbol in te nemen en stierf onder helse pijnen. De enige die een normaal leven heeft kunnen leiden was Jeanne Nancy, getrouwd met de dierenarts Jan van Duim. Er bestonden tussen de ouders en dit echtpaar heel bijzondere banden. Als de kinderen verhuisden, verhuisden de ouders mee, en gingen dan altijd dicht bij hen in buurt wonen. Toen van Duim jong overleed en zijn vrouw gebroken van verdriet achterbleef, nam Oma Nie de opvoeding van haar kleinkinderen op zich. Zij hebben nog altijd een heerlijke herinnering aan die tijd, zoals velen die het voorrecht hebben gehad om in hun jeugdjaren in Indië een Indische Oma te hebben. Al deze onuitsprekelijke ellende had van vader Burgemeestre nu echt een zeer gelovig man gemaakt en de religieuze overtuiging van zijn vrouw verdiept. Zij was Christian Scientiste geworden.

Tenslotte de jongste dochter van het echtpaar Mac Gillavry-de Chauvigny de Blot, die Lien werd genoemd. Jeugdfoto's tonen een aandoenlijk onschuldige uitdrukking op haar gelaat, dat op latere leeftijd een serene expressie kreeg. Een van haar kleinzonen typeert zijn dierbare grootmoeder als volgt: Haar voornaamste eigenschappen waren eerlijkheid, zuinigheid en bescheidenheid. Zij was een hoogstaande vrouw met een lief, zacht karakter en verheven principes. De overigens nare weeshuistijd had haar, evenals haar zusters, voor haar verdere leven zeer gelovig gemaakt. Trouw ging zij naar de kerk en gedroeg zich als een waar Christen jegens haar gezin, familie en bekenden. Zij trouwde heel jong, zeventien was zij pas, met Louis Joseph André, die zich later baron de Vos van Steenwijk genaamd van Essen ging noemen. Waarom zal dadelijk uiteen worden gezet. Deze echtgenoot had een aanzienlijk aantrekkelijker uiterlijk en een wat gemakkelijker karakter dan zijn zwagers von Magius, Engelken en Burgemeestre. Hij had knappe, zeer aristocratische trekken. Waarschijnlijk dankte hij die aan zijn grootmoeder Louisa Florentina Maria barones van Heeckeren, dochter van Evert Frederik baron van Heeckeren, heer van Driebergen, Enghuizen en Beurse en Henriette Johanna Susanna Maria des H,R. Rijksgravin van Nassau La Lecq, vrouwe van Beverweerd en Odijck. Hij had het karakter en optreden van een ware edelman. Opvliegend, lichtgeraakt, autocratisch en sportief (hij was meester op alle wapenen), hoffelijk en zeer op zijn eer gesteld. Geen wonder dat Lien tot over haar oren verliefd op hem werd. Zij hadden een buitengewoon gelukkig huwelijk. Deze bepaald niet alledaagse man kreeg met een hoogst merkwaardig probleem te maken, namelijk met de vraag hoe zijn ware achternaam was. Het zou te ver voeren om in bijzonderheden op deze aangelegenheid in te gaan. Voor degenen die zich hiervoor zouden interesseren zij verwezen naar het boek over het geslacht de Vos van Steenwijk, een van de "Werken" van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht en Wapenkunde te 's-Gravenhage. Slechts het volgende zij hierover vermeld: Dadelijk na het overlijden van hun vader Louis André op 19 Juni 1912 zijn zijn drie zonen gaan procederen over toekenning van de naam, die hun naar hun mening rechtens toekwam. Zij beschouwden namelijk Hendrik Anthony Zwier, baron de Vos van Steenwijk, gehuwd met eerdergenoemde Louisa Florentina Maria, barones van Heeckeren, als hun wettige grootvader. Na ruim zestig jaar procederen zijn er niet minder dan negentien rechterlijke uitspraken geweest tot een arrest van de Hoge Raad toe. Bij beschikking van de Raad van Justitie te Soerabaja van 12 Mei 1914 werd de achternaam van de gebroeders André gewijzigd in baron de Vos van Steenwijk genaamd van Essen. Hiertegen ging het hoofd van de familie de Vos van Steenwijk in Nederland in appèl. Uiteindelijk wezen in 1966 de Indonesische Landraad van Djokjakarta, van Semarang en van Tjilatjap het verzoek tot erkenning van de naam en de titel van het geslacht de Vos van Steenwijk toe aan de familie André. Na nog enige jaren geharrewar eindigde dan deze historie, die zo langzamerhand op een familiedrama was gaan lijken. Deze oudste is tevens ook verreweg de grootste tak van de familie Mac Gillavry. Zij omvat meer dan de helft van alle nu levende familieleden.

In Schotland bestond er nauwelijks contact tussen de Clans Douglas en Mac Gillivray. Daarvoor woonden zij te ver van elkaar af. Respectievelijk in het Zuid-Oosten van de Laaglanden vlak bij de Engelse grens en in het Noord-Westen, later in het Noord-Oosten van de Hooglanden. Het is daarom wel bijzonder merkwaardig dat veel later in Nederland en Nederlands-Indië telkens weer relaties tussen beide oude Schotse families naar voren komen. Het huwelijk tussen Ellen Mac Gillavry en Ir. Emile Douglas werd al op bladzijde 36 vermeld. Straks hierover meer.

Véronique Antoinette Triebei, de vrouw van Willem Joan Julius Mac Gillavry (een kleinzoon van het echtpaar Mac Gillavry-de Chauvigny de Blot), stamt via de families Swaving en d'Abo af van de Douglassen. Alle afstammelingen van dit echtpaar hebben dus Douglas bloed in aderen. De suikerfabriek Gending kwam in 1848 als eerste land in het bezit van de familie. Henry Donald Mac Gillavry, waarover aanstonds het een en ander zal worden verteld, werd er geboren. In later jaren voerde Henri Frederik Karel Douglas het beheer over deze plantage. Zijn zoon John werd er in 1906 geboren. Diens zoon Percy en ondergetekende waren op 25 Januari 1973 de oprichters van de Caledonian Society in Nederland.

Suikerfabriek Gending

Suikerfabriek Gending

De vier takken
Willem Joan Julius
De eerste tak
Tak 1
Tak 2
Tak 3
Tak 4
Pag. 1
Pag. 2
Pag. 3
Naschrift