Uit Henry's huwelijk was Suze de oudste dochter. De hartelijkheid, hulpvaardigheid en bescheidenheid straalde af van haar gezicht, waarin ook haar prachtig gaaf en regelmatig gebit een opvallend kenmerk was. Zij en haar oudste broer Donald hadden hun blauwe ogen, blond haar en intens blanke huid van hun moeder geërfd. De andere kinderen waren wat donkerder van uiterlijk, maar geen van allen hadden zij de bruine ogen van hun vader en diens voorgeslacht. Suze en Ned zijn hun hele leven onafscheidelijk geweest. Van hun eerste jeugdjaren af, waarin zij alles samen deden, tot het samen besteden van hun zakgeld toe! Een groot deel van hun leven woonden zij in hetzelfde huis of vlak bij elkaar in de buurt tot aan haar broers dood toe. Zij was altijd even opgewekt. Niemand had haar ooit boos of humeurig meegemaakt. Zij was pas 41 jaar toen zij haar man Kees Burghard verloor en in moeilijke financiële omstandigheden achter bleef. Hij had haar, evenals Louis van Loon, als agent van de Koloniale Bank op Djati Roenggo leren kennen. Natuurlijk werd voor haar problemen bij de dood van haar man meteen een oplossing gevonden, zoals gebruikelijk is in deze familie. Zij trok met haar jongste zoon Anton in op Djati Roenggo ter speciale verzorging van haar moeder. Deze taak heeft zij met veel liefde en toewijding vervuld tot haar moeders dood.
Tenslotte de jongste dochter Betsy, tante Bet of Abet voor de nichtjes en de neefjes. Wat karakter betreft leek zij het meest op haar vader. Wat scherper, feller dan de anderen. Uiterlijk het meest Indisch. De huidskleur van Mary, maar zij had grote grijze ogen. Zij was wat gezet van postuur en van aard het meest Europees. Zij was de enige die na haar vertrek uit Indië nooit meer terug zou willen. Zij was ook de enige van de broers en zusters die Nederlands sprak zonder een spoor van Indisch accent. Haar man Wim van Kempen was een knap zakenman, die bij de handelsonderneming Mirandolle Voute & Co. een mooie en lucratieve carrière maakte. Hij bleef de volstrekte tötök, die zich onder geen beding aan de Indische gewoonten wenste aan te passen. Terwijl iedereen zijn of haar blote voeten in sloffen stak hield hij vol om laarzen te blijven dragen, zelfs op zijn dagelijkse tocht in negligé naar de badkamer. Hij at ook niet van de heerlijke rijsttafels op Djati Roenggo, maar nuttigde zijn rijst (er waren meestal geen aardappelen op tafel) met een zacht spiegelei, dat de rijst geel kleurde, tot afschuw van de hele familie. In 1929 gingen zij voorgoed naar Nederland, waar zij zich in Amsterdam vestigden in een heel mooi huis aan de Oranje Nassaulaan 18 met uitzicht op het Vondelpark. Hij werd uiteindelijk directeur van de Likeurstokerij Wijnand Fockink. Deze functie bracht veel reizen en veel representatieve plichten met zich mee. Zij waren regelmatige bezoekers van toneel en concert. Betsy bridgete graag en veel met Amsterdamse mevrouwen. Kortom men "kende" de van Kempens in Amsterdam.
Haar moeder was met dochter Suze en haar zoon Anton al in 1924 uit Indië vertrokken. Na een acclimatisatieperiode in Nice aan de Zuidkust van Frankrijk, betrokken zij een appartement aan de Avenue de Tervueren 222 in Brussel. Zoon Thonny volgde in 1927 met dochter Tilly en ging om de hoek van zijn moeders huis in de Avenue Gribaumont wonen. Mary en Pro woonden al in Brussel, evenals Nol en Lucy van Loon. Telkens valt het weer op hoe familieleden blijkbaar een grote behoefte hadden om in elkaars nabijheid te blijven. In Maart 1928 verliet zoon Ned met zijn gezin als laatste Djati Roenggo. Hij had toen als gevolg van overmatige arbeid gedurende vele jaren in een tropisch klimaat een enorme hartvergroting opgelopen, die hem in 1939 noodlottig zou worden. Het land was in 1927 aan de familie Weynschenk Dom verkocht. Een klein deel tegen contante betaling, de rest tegen hypotheek. Het zal duidelijk zijn dat van de aflossing van de hypotheek weinig terecht is gekomen door de gebeurtenissen in 1942. Zo eindigde deze belangrijke episode in de familiehistorie die bijna een halve eeuw had geduurd.
De sigarettenfabriek had aan haar aandeelhouders veel profijt gebracht. Vooral aan de familieleden die hier het nauwst bij betrokken waren geweest. Dat waren moeder Toontje Mac Gillavry-Nagel en haar zonen Thonny en Ned. Tante Toontje of Oma zoals zij nu algemeen genoemd werd, liet een mooi huis bouwen aan de Groot Haesebroekseweg 61 in Wassenaar, met een grote orchideeënkas in de achtertuin. Drie Vlaamse dienstboden kwamen uit Brussel mee. Zoon Thonny bouwde er naast op nummer 59 en kocht bovendien aan de overkant van de weg een groot terrein, waar hij een chauffeurswoning met garage voor vier auto's liet neerzetten. Voor zijn moeder liet hij hier een rozentuin aanleggen en voor de kinderen van zijn broers en zusters een tennisbaan. Zelf had hij nooit aan sport gedaan. Helaas heeft hij niet lang van dit alles kunnen genieten. Hij betrok zijn huis in 1929 en overleed op 18 November 1930 aan een nierziekte. Ned kocht ook in 1929 in de exclusieve Haagse wijk Zorgvliet een mooie villa aan de Ernst Casimirlaan 23. Zijn plantersinstincten kon hij uitleven in de grote tuin rondom het huis tot aan zijn dood op 9 December 1939. Hij was toen pas 59 jaar oud.
Het leven in Wassenaar ging gewoon Indisch door. Djati Roenggo was als het ware daarheen overgeplaatst. Men at meestal rijsttafel en er kwamen eigenlijk alleen maar Indische mensen op bezoek, meestal familieleden. Oma's kinderen natuurlijk de van Kempens regelmatig, Ned met zijn gezin elke Zondagmiddag. Kleindochter Pop (van haar oudste zoon Donald) met echtgenoot Fit Kleyn. De schoonzusters Amy en Lucy van Loon met echtgenoot Nol, Amy vaak vergezeld van haar dochter Wies en haar man Ir. Thonny van der Moore. De generaal Mac Gillavry met vrouw, oom Hope en tante Ta voor de familie. De Neytzell de Wilde's, Lottie en Adriaan en haar zuster Ankie, die allen in den Haag woonden. Van Oma's kant de Rubay Boumans, Theo en Jet. Haar eigen naam was Koker en haar moeder was weer een MacGillavry. De Noordhoek Hegts, Arthur en Thera met hun zoon. Ook andere in Nederland wonende familieleden kwamen van tijd tot tijd op bezoek. Soms ook wel bij vriendinnen van Oma, altijd Indisch. Neen, eenzaam was het niet in Wassenaar. Indisch gezellig met altijd veel mensen over de vloer. Alles scheen er altijd te kunnen. Grote gezelschappen op feestdagen. Oma's verjaardag in de eerste plaats, met Kerstmis of Oud en Nieuw, Oma temidden van al haar kinderen en kleinkinderen, die allemaal evenveel van haar hielden en terecht! Zelf gaf zij veel liefde en hartelijkheid aan de velen die haar na stonden. Haar familie, haar bloemen en planten (orchideeën en rozen)waren haar leven.
Toch kwam er eens iemand op visite die niet uit Indië kwam, ja daar zelfs nog nooit geweest was! De buurman met zijn vrouw vroeg zeer correct een kennismakingsbezoek aan. Hij was toentertijd een bekend financieel deskundige met internationale reputatie en hoogleraar. Het hele huis in rep en roer. Vast stijve Hollandse mensen. Waar moest je nu met hen over praten als ze nog nooit in Indië geweest waren? Het was nog erger dan gevreesd werd. Er was met geen mogelijkheid een onderwerp te vinden dat iedereen zou kunnen interesseren en de conversatie sleepte zich moeizaam voort van de ene grote stilte naar de volgende. Tot de professor in een laatste vertwijfelde poging om toch nog een onderwerp te vinden, dat enige reactie bij zijn gastvrouw teweeg zou kunnen brengen, doelend op de toenmalige dictator van Spanje, haar vroeg: "En mevrouw wat vindt U van Primo de Rivera?" Oma's gezicht lichtte op en denkend, dat hij nu eindelijk verstandige taal ging spreken en het over een nieuwe rozenvariëteit had, antwoordde zij met een stralende glimlach met de belangstellende wedervraag: "Ruikt die lekker?"
Tot slot nog een herinnering aan Oma en hoewel al zo lang geleden toch nog zo helder alsof het gisteren gebeurde. Het is niet zo belangrijk maar misschien wel typerend. Oma maakt zich klaar om in de auto uit te gaan. Misschien voor een bezoek aan een vriendin, misschien ook zomaar voor een ritje in de omgeving. "Poeter poeter" heette dat. Fragiel broos vrouwtje. Een dametje om omver te blazen. Een blosje op de gerimpelde wangen. Van agitatie of van plezier in het tochtje. De ogen helder, niettegenstaande haar hoge leeftijd en diepblauw als korenbloemen. Het zilverwitte haar geonduleerd. Altijd goed verzorgd, maar zonder enige opmaak. Fris geurend naar akar-wangi, de Indische reukwortel, die zij tussen haar kleren legde. Zij droeg altijd een zwarte japon, zwarte kousen en schoenen, zoals in die tijd behoorde, en een "gaine" van wit gaas, hoog aan de hals gesloten, gesteund door baleintjes. Gehuld in haar mooie zwarte astrakhan bontjas, waar zij zo kinderlijk blij mee was, toen zij die kocht, stapt zij, geholpen door chauffeur Kees Adam, in de auto. Hij was evenals het overige personeel erg op "de oude Mevrouw" gesteld. Hij gaat trots achter het stuur zitten van de grote glanzende Packard limousine, door een glazen ruit gescheiden van het achtercompartiment. Mondeling contact is alleen mogelijk door een spreekbuis. Geruisloos rijdt de auto het erf af. Oma glimlacht en wuift nog even naar de achterblijvers. Een aardige herinnering, een keurig welverzorgd Indisch mevrouwtje in haar mooie, stijlvolle auto! Zou zij op zo'n moment wel eens hebben gedacht aan die ver verleden tijd toen zij als klein meisje met haar vriendinnetje Wilhelmina Dorrepaal, tante Leo in haar familie, de latere mevrouw Thurkow en eigenaresse van een van de mooiste huizen van den Haag aan het Plein 1813 nummer 1, in de kali (rivier) speelde, die langs Delly, het land van haar vader stroomde? Of aan die moeilijke tijden, toen zij haar man hielp bij het onderhouden van hun grote gezin door de verkoop van zelf geteelde groenten en de melk van de eigen koeien of het laten rollen van sigaretten voor zijn vrienden? Aan haar huwelijk, waarin zij zich altijd weer plooide naar het ongemakkelijke humeur van haar echtgenoot? Misschien heeft zij ook wel gedacht aan de drie van haar vier zonen, die haar in de dood waren voorgegaan. Aan Tjet, de jongste, haar lieveling, wiens dood zij nooit helemaal had kunnen verwerken. Misschien ook met een speciaal warm gevoel van dankbaarheid voor Thonny, die altijd zo lief en zorgzaam voor haar was en die door hard werk en grote vindingrijkheid al deze weelde, al deze vreugde, al dit vanzelfsprekend gemak mogelijk had gemaakt. Of aan Donald, haar oudste, die haar nog enkele jaren voor haar eigen dood ontviel? Wie zal het zeggen? In Schotland bestond er een nauwe verwantschap tussen de Clans Mackintosh en Mac Gillivray. Bij de oudste en de jongste tak van de Nederlandse familie werd gewag gemaakt van relaties met het geslacht Douglas. In deze tweede tak komt telkens de naam Boutmy naar voren. In de eerste plaats door het huwelijk tussen Daniël Jan Karel MacGillavry Jr. en zijn nicht Henriëtte Hermine Boutmy, verder door een aantal verwantschappen langs vrouwelijke lijn en tenslotte door vele goede vriendschappen tussen leden van beide families, mannelijke zowel als vrouwelijke en van generatie op generatie.
Met de familie de Chauvigny de Blot werd de relatie, na de hiervoor beschreven verbintenis, nog eens versterkt door het huwelijk op 6 Januari 1913 van Henri Alexander Mac Gillavry, een zoon van Robert Mac Gillavry en Juliette Soesman, met Johanna de Chauvigny de Blot.
For the descendants of ROBERT and JULIETTE Mac Gillavry-Soesman.
(Ingezonden door Ingrid Frank - Pasadena, California, USA)
These are four of the five sons of HENDRIK and ANNA THEODORA Mac Gillavry-Maurisse, the progenitors of the four branches of the Mac Gillavry Family.
One son, Alexander Donald Mac Gillavry, was a Captain in the Netherlands East Indies Army (KNIL); he died aboard ship on the way to The Netherlands at the age of 40, unmarried and without issue.
The elder daughter, Louise Annette Elisabeth Theodora van de Wiel-Mac Gillavry, married (against her mother's dying wish) a scoundrel who abandoned her and their little daughter and became a pirate. Louise A.E.Th. went mad and died in an insane asylum. Her daughter Louise Henriette has descendants, but her mother, being a female, is not considered to have established a Branch.
The younger daughter, Elisabeth Anna Esperance Bennink-Mac Gillavry, died in childbirth with her first baby before she had reached her twentieth birthday.
I don't have a photo of the eldest son Joan Willem Julius Mac Gillavry, so I gave him the Dutch version of the Coat of Arms instead. We, descendants of ROBERT Mac Gillavry and his wife JULIETTE Soesman, belong to the Second Branch ('Tweede Tak'). He was the second son of HENRI P.Th.E. and grandson of HENDRIK Mac Gillavry.